Uw zoekacties:

3016 De polders onder Sommelsdijk, tot 1858

U zoekt nu binnen een specifieke toegang, zoekresultaten zullen zich daarom binnen deze toegang bevinden.
 

Zoeken en bladeren

  • Bladeren. U kunt door de inventaris bladeren door hieronder op 'Inventaris' te klikken. U krijgt dan de volledige inventaris in een boomstructuur te zien. Eventuele rubrieken kunt u openen door op het plusje voor de titel te klikken. Kijkt u verder ook zeker even in de inleiding. Deze bevat over het algemeen meer informatie over het archief en de archiefvormer, daarnaast staan in de inleiding soms aanwijzingen voor u als gebruiker. Sommige gemeentelijke archieven zijn gevormd als code-archief volgens de VNG-code. In dat geval bevat de inleiding meer informatie over hoe dit systeem werkt.
  • Eenvoudig zoeken. Bent u op zoek naar een specifiek resultaat, dan kunt u beginnen met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken. Door op de knop met de twee pijltjes naast het zoekvenster te klikken kunt u uitgebreid zoeken. Mocht u op zoek zijn naar een specifiek inventarisnummer dan kunt u daar in dit veld op zoeken. Verder is het mogelijk om uw zoekresultaten te beperken tot een bepaalde periode.
  • Booleaanse operatoren. Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert. OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld: - Den Haag OR ’s-Gravenhage - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie. Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Verenigingtot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

 

Zoekresultaten
Als u gezocht hebt op een zoekterm worden de gevonden archiefstukken getoond onder 'Gevonden archiefstukken'. Als u één van de resultaten in deze lijst aanklikt wordt er meer informatie over dit archiefstuk getoond, zoals de datering van het stuk en eventuele informatie in het veld 'Notabene'. Verder ziet u ook waar het archiefstuk zich in de structuur van de archieftoegang bevindt.
 

beacon
 
 
Inleiding
1. De staat van het archief
Het archief van de polders onder Sommelsdijk tot 1858, te weten:
- Het Oudeland van Sommelsdijk
- De Everdina
- De Oude Oostmoer
- De St. Christoffelpolder
- De Oude Plaat, Hoek van Melissant en Wellestrijpe
- De Nieuwe Oostmoer,
verkeert materieel in goede staat. Slechts enkele stukken zullen voor restauratie in aanmerking komen. De archieven vertonen geen opvallende hiaten. De omvang is 6 m.
2. De geschiedenis van het archief
Het archief werd door de secretaris van de polder bijgehouden, gezien de opmerking in zijn instructie dat hij "register zal houden van alle 's lands affairen en behoeften". *  In 1715 trad een nieuwe dijkgraaf aan. Deze stelde tijdens een vergadering van de magistraat van Sommelsdijk "hoe dat den zelven door den hoog Edele heere van Sommelsdijck tot de bediening van voorszeide ampten is gecommitteerd ende aangesteld en de hij, officier, geheell oncundig is van alle privilegien, keuren, ordonnantiĆ«n, amplicaties en reglementen tot de plaats en jurisdictie mitsgaders derzelven bediening specterende". *  De dijkgraaf stelde voorts dat het voor ieder voordeliger was als er een boek kwam waar boven genoemde regelingen in vermeld zouden staan. Dus werd aan de secretaris opgedragen het boek te maken. Voor overtreding van de termijn van uitlening (24 uur) werd met zware boetes, ja met gijzeling gedreigd! Naast de secretaris zal ook de penningmeester wel "boek" gehouden hebben.
Pas in 1884 werd een inventaris opgemaakt van de archieven van de polders onder Sommelsdijk. Auteur was de bekende archivaris J.H. Hingman. Deze inventaris leent zich voor een vergelijking met de processen verbaal waarbij stukken en gelden werden overgedragen na het overlijden van de secretaris F.C. Armstrong. * 
Ondertussen had in 1858 de splitsing plaatsgehad waarbij de Nieuwe Oostmoer zelfstandig werd. Het bestuur verzocht om de archivalia met betrekking tot de Nieuw Oostmoer. Daar de polders eeuwen als een eenheid bestuurd waren, gaf dit enige problemen. Gedeputeerde Staten beslisten dan ook dat alle Nieuwe Oostmoerse stukken naar deze polder zouden gaan, tevens zouden dijkgraaf en gezworens twee inventarissen laten maken waarvan een voor de Nieuwe Oostmoer. Ook mocht de Nieuwe Oostmoer voor het waterschap relevante stukken kopiĆ«ren. *  Door P.A.N.S. van Meurs werd in 1903 nog een inventaris opgemaakt van de archieven van de Nieuwe Oostmoer. *  Deze geeft echter weinig informatie.
De nieuwe polderindeling van 1890 leidde ertoe dat de zelfstandig geworden polder Christoffel haar archiefstukken aan de gezamenlijke boedel onttrok. *  Drie jaar later werden de stukken betreffende de Oude Oostmoer aan genoemde polder overgedragen. *  De secretaris-penningmeester was de volgende die enigszins ordenend optrad. Zijn inventaris is tot 1927 bijgehouden. * 
Aan het eind van de jaren '50 begon de inspecteur der archieven in Zuid-Holland, van der Gouw, zich zorgen te maken over de archiefbewaarplaatsen. Meestal was dit een kast bij de secretaris thuis. Hij richtte zich tot het bestuur van De Dijkring Flakkee met het verzoek archiefruimte beschikbaar te stellen aan de inliggende polders. De Dijkring had dit verzoek, met de daarvoor verbonden voorwaarden ter kennis van de polderbesturen gebracht. De polders lozende op de haven van Sommelsdijk accepteerden de voorwaarden en deponeerden 14 m1 in de archiefruimte van De Dijkring. *  De reden was dat hun eigen archiefruimte niet voldeed. *  De kosten van de inbewaringgeving werden door de provincie door middel van een subsidie aan De Dijkring bestreden. *  Op 14 juli tekende de dijkgraaf de overeenkomst tot inbewaringgeving. *  Het archief was ongeordend en had ondertussen een omvang van 15 m1 *  gekregen. Het archief was ongeordend en ongeschoond, reden waarom voor slechts 2/3 van de omvang subsidie werd ontvangen. * 
Met het opgaan van zowel De Dijkring Flakkee als de Sommelsdijkse polder in het waterschap Flakkee werden ook de archieven overgedragen. Officieel gebeurde dit op 15 september 1976 door de secretaris van De Dijkring Verheul aan de secretaris van het waterschap Flakkee, Verheul. *  Nadat de polder Goeree en het waterschap Flakkee tot het waterschap Goeree-Overflakkee waren gefuseerd, werd besloten dat de Provinciale Archiefinspectie zich bezig zou houden met de inventarisatie en restauratie van de Flakkeese archieven. Deze gingen daartoe naar Den Haag. Het waterschap betaalde een bijdrage in de restauratiekosten.
Echter, hoewel vele stukken zijn gerestaureerd en vele inventarissen in een eerste concept gereed zijn, heeft de gestadige inkrimping van de Archiefinspectie het onmogelijk gemaakt het karwei te klaren. In 1994 werd het oude Provinciehuis afgebroken terwijl bijna tegelijkertijd het nieuwe waterschapshuis aan de Dwarsweg te Middelharnis geopend werd. Het nieuwe archiefdepot voldoet aan alle eisen en de archieven zijn dan ook teruggekeerd. De inventarisatie is door ondergetekende voortgezet. Zijn werkzaamheden behelzen vooral het aanvullen, definitief nummeren en van goede verpakking voorzien van de stukken. Ook de inleiding is van zijn hand. Diegenen die hiervoor aan de archieven hebben gewerkt zijn als co-auteurs genoemd.
3. Geschiedenis van de polders onder Sommelsdijk tot 1858
3.1. Het Oudeland van Sommelsdijk
De plaat Sommelsdijk heeft het lot van vele andere platen in het Delta gebied gedeeld en is in de vroege Middeleeuwen het slachtoffer geworden van de moer- of selnering. Het onder een dunne kleilaag aanwezige veen, verzadigd van zeewater, werd uitgemoerd, gedroogd en verbrand. Uit de as werd zout gedistilleerd. Het gevolg was: grote gaten en verlies van platen aan de zee.
Aan het begin van de 15e eeuw waren drie platen, Middelharnis, Sommelsdijk en Duivenwaard weer tot gors aangegroeid.
Als eerste van de drie werd Sommelsdijk met alle daartoe behorende landen en rechten, waaronder de ambachtsheerlijkheid, ter herdijking uitgegeven. Dit gebeurde op 6 juni 1417 (1418) door Jacoba van Beieren aan haar moeder Margaretha van BourgondiĆ«. Het heette toen van Sommelsdijk: "Ende die meeste ende pricipaelste polder van dat voorschreven landt wordt ghenaemt Sommelsdijck als noch Gode schijnbaar is. Ende sichtent is dit landt van jare tot jare aenghewassen". *  Het nieuw te bedijken land kreeg vrijdom van alle lasten die in Zeeland werden opgelegd gedurende zeven jaar. Hierna zou de polder slechts 1/3 van wat de andere polders "Beooster Schelde" betaalden hoeven te betalen. Bovendien kreeg de polder de bevoegdheid officieren zoals dijkgraven en gezworens en andere officieren aan te stellen. Op haar beurt gaf Margeretha enkele gedeelten van 50 gemeten elk uit aan Floris van Haamstede en Guy van Barbansson. Zij verkochten hun eigendom aan Bertelmeeus Pertant, Jan Ruychrok en mr. Antonis Michiels. De rest werd op 17 juli 1430 verkocht aan Floris van Borssele. Hij verkreeg tol vrijheid voor alle inwoners van de bedijking. Pas zijn schoonzoon Adriaan van Borssele gaf op 13 juni 1434 " *  van den alinge - gorsse en slycland van Sommelsdijck gelegen in den lande van beooster schelde in Zeeland" *  ter bedijking tot een korenland uit. * 
De uitgifte geschiedde als volgt; *  voor Thieleman Oem van Wijngaarden, Boudien Helchor en Cornelis Gillesz elk een vierde gedeelte, voor Cornelis Huybrechts en Adriaan van Borssele elk 1/8 gedeelte.
Als voorwaarden werden opgesteld:
- Er moest een aan Maria gewijde kerk worden gebouwd. * 
- Deze moest "bij der gemete" onderhouden worden.
- Van elke 100 gemeten wordt er een aan de kerk afgestaan.
- De kerklanden zijn eeuwig tiendvrij.
- Hiervan wordt de plaats van het dorp en het kerkhof afgetrokken.
- De parochiepriester en de koster moesten in de parochie wonen.
- De afmetingen van de dijk worden door de dijkgraaf, gezworens en landmeter bepaald. De bedijkers houden toezicht.
- Hellechor, Huybrechts, Adriaanse en Gillesz zullen van elke vijf gemeten twee gemeten vroonland krijgen, van Wijngaarden van elke drie gemeten een gemet vroonland.
Vervolgens werden de diverse afdrachten aan de heer geregeld. Ook werd vastgesteld dat de jurisdictie in Sommelsdijk lag en er volgens Zeeuws recht geprocedeerd zou worden. Aangaande het bestuur werd bepaald dat dijkgraaf en gezworens voor minstens vijf gemeten in de polder gegoed moesten wezen. Hun benoeming geschiedde door de ambachtsheer.
De uitwatering zou in overleg met "den breetsten in de lande" geregeld worden. Aardhaling mocht "ter naasten lage en meesten oirbaar ende profijt" plaats hebben. De ettingen bleven aan de heer. Moer delven mocht alleen nog met vergunning. Bij een doorbraak mocht binnen veertien dagen zonder vergunning herdijkt worden. Dijkwerkers en anderen die zich bij het polderwerk misdroegen zouden in Duivenland berecht worden. * 
3.2. De bedijking
Omstreeks 1463 waren de platen van Sommelsdijk, Middelharnis en Duivenwaard alle drie rijp voor bedijking. De drie heren kwamen overeen een gezamenlijke ringdijk om de drie polders te leggen. Wel legde elk zijn eigen dijk aan en benoemde zijn eigen dijkgraaf. De schouw van de dijk zou door dertien gezworens uitgevoerd worden, vijf uit Sommelsdijk, vijf uit Middelharnis en drie uit Duivenwaard. De uitwatering werd door ieder zelf geregeld.
De grens tussen Sommelsdijk en Middelharnis werd vastgesteld. Men koos ervoor deze aan te geven met een weg welke "half en half" gemeen zou zijn. Dit is de tot op heden bestaande Langeweg. *  De al eerder overeengekomen grensscheiding in de Oostmoer bleef zoals in 1440 bepaald. *  Ook de grens tussen Duivenwaard en Sommelsdijk werd bepaald. Deze loopt sindsdien over de Armenweg. *  Met nog enkele kleine stukjes onder Oude- en Nieuwe-Tonge bedroeg de totale bedijking 5176 gemeten en 170 1/2 roeden of Ā± 2377 ha. Hiervan nam Sommelsdijk 2069 gemeten 265 roeden voor zijn rekening. * 
3.3. De afwatering
Bij het contract van bedijking was bepaald dat elke polder zijn eigen afwatering zou regelen. De polder Het Oudeland van Sommelsdijk waterde uit door een ten wasten van het dorp gelegen sluis. Naast de uitwateringssluis was ook nog een haventje met kaai aanwezig. Voor de haven kwam echter een plaat op, de Flakkee genaamd. Tussen plaat en de vaste wal liep een geul, het Zuiddiep, waarin zowel de uitwateringsluis als de haven uitmondden. De grensverdeling tussen Holland en Zeeland was nog niet definitief geregeld en dit bemoeilijkte de aanpak van de problemen. Immers de plaat was Hollands grondgebied. Naarmate de regeling betreffende de grensverdeling langer op zich liet wachten nam de angst om zowel wat de haven betreft als wat de afwatering aanging, afgesloten te worden. Ook de ambachtsheer, FranƧois van Aerssen, drong op actie aan, vooral toen Middelharnis aanstalten maakte zijn haven door de plaat heen te verlengen. Hij verzocht om zodanige "mesures en precautie" als tot "redding en conservatie" *  van zijn heerlijkheid konden strekken.Bij het akkoord dat tenslotte op 11 april 1759 tussen Holland en Zeeland werd gesloten, werd ook de haven van Sommelsdijk betrokken.
De Sommelsdijkers zouden ten oosten van hun haven een dam leggen in het Zuiddiep, even hoog als de dammen aangelegd ten behoeve van de nieuwe haven van Middelharnis. Tussen de dam en de nieuwe haven ontstond zo een spui. Hiermee zou het Zuiddiep op diepte worden gehouden. Mocht dit onvoldoende blijken dan kon nog een tweede spui aangelegd worden. Het westelijk gedeelte van het Zuiddiep werd zodoende voor de haven en de afwatering gereserveerd. De kosten werden bestreden door het heffen van havengeld van alle vreemde schepen gedurende 15 jaar. Verder werd een omslag geheven als volgt; De ingelanden betaalden 1 pond vlaams per gemet en 15 schellingen per gemet vroonland. De ambachtsheer betaalde fl. 3500,-- vanwege de tienden. De lasten werden betaald uit een lening groot fl. 20.500,-- af te lossen in 15 jaar. In de aflossing betaalde de ambachtsheer fl. 150,-- het dorp fl. 250,-- en het Oudeland vier stuivers per gemet, verder 2 stuivers van iedere gulden in de huisschatting en een subsidie van 3/4 van de extra ordinaire huisschatting. * 
De bedijking van de polder Everdina in 1762 sneed de uitwatering af. De oplossing was een sluis op het kruispunt van de nieuwe dijk met 's Landhaven. De opslibbing van de plaat en de verondieping van de haven gingen echter door. Zeeuwse voorstellen tot correctie werden door Holland afgewezen. De landmeter van Weel ontwierp een plan tot verbetering dat met enige aanpassing pas 12 jaar later werd uitgevoerd. Het plan hield in een nieuw "Canaal" door de slikken van het Zuiddiep te graven, geflankeerd door een trekpad. Tevens zou de spuikolk vergroot worden. *  Voor de financiering mocht een bedrag van tussen de fl. 50.000,-- en fl. 80.000,-- Carolusguldens geheven worden. Een klein door de ambtsheer bedijkt poldertje waterde intussen via de spuikolk ook af op de haven. Vijftig jaar later bleek dat de havenhoofden verlengd moesten worden. Hiervoor werd een bedrag van fl. 90.300,-- opgenomen.
De grote ommekeer kwam met de inpoldering van de plaat Flakkee. De bestuurlijke problemen waren intussen opgelost doordat Sommelsdijk in 1805 bij Holland was gevoegd. *  Domeinen van Holland legde aan de kopers van de plaat de verplichting op voor een nieuwe haven te zorgen. De gemeenten Sommelsdijk en Middelharnis kwamen overeen dat Sommelsdijk een schutsluis met ophaalbrug zou leggen in de Westhavendijk. Door de sluis zou Sommelsdijk een onbelemmerde scheepvaart en afwatering genieten tegen een betaling van fl. 100,-- voor de haven en fl. 300,-- voor de uitwatering. Het bedrag van dl. 300,-- werd door de polder aan de gemeente terug betaald. *  Er rezen in 1837 problemen aangezien de gemeente de haven niet ten behoeve van de afwatering wilde onderhouden. Al in 1845(!) werd een oplossing gevonden langs de volgende lijnen: De polder betaalde per jaar fl. 200,--. De diepte van de haven werd voorgesteld op 0.60 meter beneden het stortbed van de sluis. De kaai werd afgegraven met een beloop van 2:1 tot de gewenste diepte. De bovenste breedte werd 12 meter, de bodembreedte vier meter. Een uit de gemeente en de polder benoemde commissie ging toezicht houden. De uitwateringssluis kwam ten laste van de polder en de andere kunstwerken ten laste van de gemeente. *  Dit regime bleef tot het einde van de verslagperiode gehandhaafd.
3.4. Het bestuur
Het bestuur werd opgedragen aan dijkgraaf en gezworens. De dijkgraaf moest een "notabel man en de bequaam dijckgraeff, daer toe noet ende nut wesende hebbende in den dijckgraefsampt X gemeten lant, ofte XXV of XL gemeten bruijckhere ende binnen de voorschreven onze heerlijckheid zijn woonplaets sal moeten hebben". *  Naast de dijkgraaf werden vijf gezworens benoemd. Zij moesten minstens vijf gemeten in de heerlijkheid bezitten en werden door de dijkgraaf benoemd na advies van de ambachtsheer of diens vertegenwoordiger. * 
Het college werd ambtelijk bijgestaan door een secretaris en een penningmeester. Voor het penningmeesterschap moesten "alle jaren nae St. Gillesdag te eligeren ende te verkiezen twee notabele persoonen die enig land zijn bruickende om te bedienen het penningmeesterschap voor een jaar". *  Het penningmeesterschap gold voor het Oudeland van Sommelsdijk, de Oude en de Nieuwe Oostmoer, de Sommelsdijkse platen en de St. Christoffelpolder. De penningmeester zou van "sijnen ontfangh en uijtgeeft houden pertinente perfecte register". * 
De dijkgraaf en vijf gezworens bestuurden de zeven polders onder Sommelsdijk tot 1858. *  Hierna werd het losse verband van de polder dat alleen bestond uit de verplichting tot onderhoud van de Sommelsdijkse kerk door waterstaatkundige banden vervangen.
3.5. Geschiedenis van de polder Everdina
Zoals Sommelsdijk, Middelharnis en Duivenwaard onder een bedijking waren ingepolderd, zo gebeurde het ook in 1762 met de polders Everdina en Kraaijenstein. *  Deze polders ontstonden door de gorzen gelegen tussen Oud-Kraaijer en Nieuwland, de oude haven van Sommelsdijk, het Zuiddiep en de haven van Dirksland in te dijken. Het zuidoostelijke deel werd door de ambachtsheer van Sommelsdijk bedijkt, het overige gedeelte door de weduwe van Iman Cau. De grensscheiding tussen Zeeuws en Hollands grondgebied werd door een grenssloot aangegeven, de Kolffsloot, vermoedelijk genoemd naar de initatiefnemer van de bedijking die haar echter niet in handen had kunnen krijgen. De polder werd Everdina genoemd, naar welke dame is mij onbekend. Door de inpoldering werd de afwatering van het Oudeland door het Zuiddiep op 's-Landshaven afgesneden. De afwatering werd verzekerd door een sluis op de kruising tussen watering en dijk. *  De oppervlakte van de polder bedroeg 241 gemeten en 20 roeden oftewel 107.52.33 ha. *  Bij de bedijking van de Westplaat Flakkee in 1808 werd de uitwatering verplaatst naar de westkant van de haven van Sommelsdijk. Zij ging via 's-Landhaven naar de oude sluis van het Oudeland. *  De financiĆ«le regeling is boven reeds besproken.
Als een uitvloeisel van Thorbeckes Provincie wet werd het Algemeen Polderreglement ingevoerd. Gedeputeerde Staten besloten met de invoering van het A.P.R. vele polders een Bijzonder Reglement te geven. Bij het Bijzonder reglement voor de polders schotbaar onder Sommelsdijk werd besloten tot de administratieve samenvoeging van verschillende polders. De polders Oude Plaat en het Nieuwland kregen een eigen bestuur, de Nieuwe Oostmoer telde slechts twee ingelanden die tezamen het bestuur vormden. De polder het Oudeland van Sommelsdijk, de Everdina en de Oude Oostmoer verzochten onder een bestuur gebracht te worden. * 
Christoffel *  sloot zich hier bij aan, hierbij ging het voorvoegsel Sint verloren. Het bestuur werd gevormd door dijkgraaf en vijf gezworens. Hiervan waren twee afkomstig uit het Oudeland, en een uit elk der drie andere polders. Voor elke polder was een aparte rekening voorgeschreven. *  Om voor benoeming in aanmerking te komen moest men vier hectare omslagplichtig land bezitten. *  Deze samenwerking duurde tot de grote reorganisatie van het waterschapstelsel op Flakkee die in 1890 zijn beslag kreeg. Hierbij verslaat de Christoffelpolder het verband om zelfstandig door te gaan.
3.6. Geschiedenis van de Oude Oostmoer
Op dit ten oosten van het Oudeland van Middelharnis gelegen gors werd door Middelharnis en Sommelsdijk aanspraak gemaakt. De geschillen werden beslecht bij het akkoord van 29 april 1440. Het gors tot de uiterste oostelijke "leecken" (kreken) kwam onder Middelharnis, wat verder oostelijk nog zou aanwassen zou half om half onder Middelharnis en Sommelsdijk worden gedeeld. *  Voor het Middelharnisse gedeelte zij verwezen naar de geschiedenis van de polders onder Middelharnis, hier zijn wij allereerst geĆÆnteresseerd in de geschiedenis van het Sommelsdijkse gedeelte. Maria van BourgondiĆ« verleende vergunning tot bedijking op 16 september 1488. De voorwaarden waren als volgt: * 
- Het 100ste gemet was tiend en lastenvrij ten bate van de kerk.
- De dijk zou door dijkers land op de door dijkgraaf, landmeter en gezworens vast te stellen afmetingen gemaakt en onderhouden worden.
- De heer kreeg het vierde gemet aan vrije vronen, de elfde schoof koren en de vlastienden, het tiende lam, en per gemet van aveel en mede een groot per gemet als jaarschot.
- Het land zou zeven jaar vrij van lasten zijn, van heervaartsdienten, schotten en beden en daarna 1/3 van het in Zeeland gebruikelijke schot betalen.
- Dijkgraaf en gezworens moesten ieder voor vijf gemeten gegoed zijn in de polder. Hun benoeming stond aan de heer die dat recht kon overdragen aan dijkgraaf en gezworens van Sommelsdijk.
- De gemeenschappelijke dijk zou door de besturen van de polders gemeenschappelijk beheerd en geschouwd worden.
- De aarde mocht ten naasten lagen en te meesten oirbaar ende profijt ten eeuwigen dage kosteloos gehaald worden.
- De dijkettingen en gorzen blijven aan de heer.
- Behalve in wateringen was darinc delven verboden. * 
- Bij inbraak mocht het land binnen 14 dagen zonder nadere vergunningen herdijkt worden.
In 1496 beloofden de bedijkers zich aan de voorwaarden te zullen houden.
De Oude Oostmoer werd met het onder Oude-Tonge horende Oosteynde in een bedijking ingepolderd. In 1858 werd de polder opgenomen in de polders loozende op de haven van Oude-Tonge. * 
3.7. De geschiedenis van de Sint Christoffelpolder
"Ter ere van de heilige Drievuldigheid en van den groten heyligen Sint Christoffel" *  geeft Anna van BourgondiĆ«, vrouwe van Ravenstein, van Duivenland en Sommelsdijk en St. Adolfsland drie vierde van haar gorsje en slikland tussen de Sluysvliet en de bedijkte (Oude) Plate *  ter bedijking tot een korenland uit aan Heyndrick Wisse en Adriean en Hein Doensz. Het vierde kwart behield zij zelf. De voorwaarden luidden als volgt:
- De naam zou Sint Christoffelspolderkin zijn.
- Twee gemeten van de bedijking werden ten behoeve van de kerk van Sommelsdijk afgezonderd.
- Het kerkeland zou eeuwig onbelast zijn.
- De heer van Sommelsdijk zou van elke twee gemeten een gemet vrije vronen hebben en van elk gemet kostbaar land een gouden leeuw ineens en als jaarschot een groot.
- De tienden, dijkettingen en aanwas waren voor de heer.
- Verdere lasten worden op gelijke voet als bij de Oude Plaat geregeld. * 
- De polder viel onder de jurisdictie van Sommelsdijk. Ze gebruikte dus het Zeeuwse recht.
- De uitwatering mocht genomen worden tot "ten meesten oirbaar en de profijte en de daer men bevinden zal best doende". * 
- Bij inbraak mocht de polder binnen 14 dagen zonder vergoeding bedijkt worden.
Dit laatste gebeurde bij de Allerheiligen vloed van 1 november 1570. Spoedig volgde de herdijking. De polder viel onder de keur van de landen van Sommelsdijk, in 1608 door de ambachtsheer uitgevaardigd. De zeven hieronder begrepen polders werden bestuurd door een dijkgraaf en vijf gezworens. Het enige dat de polders gemeen hadden was het onderhoud van de kerk van Sommelsdijk. Bij de reglementering van 1858 bleef de polder Christoffel (zonder Sint) nog onder de polders onder Sommelsdijk. In 1890 werd zij zelfstandig.
3.8. De geschiedenis van de Oude Plaat, Hoek van Melissant en Wellestrijpe
De aan en rond Dirksland op gekomen gorzen werden Melissant genoemd. Met vijf kleine gorsjes werden zij op 24 maart 1479 (1480) ter bedijking uitgegeven aan Cornelis Gilliesz van Cleybuch, Guy de Bar, Philips Ruychrock van de Werve en mr. Jacob Crueslinck. *  De Hoek van Melissant was een van de kleine gorsjes en werd als volgt omschreven "die plate tussen Sommelsdijk en Melissant". Verder geeft nog het archief noch de literatuur gegevens, over de Hoek van Melissant. De Oude Plate werd op 13 september 1480 door Anna van BourgondiĆ«, Vrouwe van Ravenstein, van Weijndaele, van Duivenland, van Sommelsdijk etc. ter bedijking uitgegeven aan Lieven Claaszoon, Pieter Janszoon van Oversvoort en de Paulus van der Nath. *  De bedijking verbond drie eilanden met elkaar, Dirksland, Middelharnis - Sommelsdijk - Duivenwaard en Oude-Tonge -Battenoord. De bedijking werd dus een zaak van drie heerlijkheden, Melissant, Sommelsdijk en Grijsoord. *  De bedijking vond plaats onder de bekende voorwaarden, boven reeds genoemd. Hoewel al vrij vroeg door andere polders van de zee afgesloten werd de Oude Plaat toch ook een slachtoffer van de Allerheiligenvloed ( 1 november 1570). De polder werd binnen een maand herdijkt. Op Sint Adriesavond (29 november) inundeerde de polder opnieuw. De schade was dusdanig dat ook het Oudeland van Sommelsdijk in de herdijking moest bijdragen. De Oude Plaat kreeg in 1858 *  zijn zelfstandigheid en dus zijn bijzonder reglement.
Wellestrijpe behoorde met Melissant en Noorderschorre tot een ambachtsheerlijkheid die in vier delen, de helft en 3 maal 1/6 werd gesplitst. Deze bedijking had in 1480 zijn beslag gekregen. *  In 1730 waren alle delen in handen gekomen van mr. Johan Diert, in wiens familie het tot de Franse Revolutie zou blijven. Verder geven archief noch literatuur gegevens over Wellestrijpe.
3.9. Geschiedenis van de Nieuwe Oostmoer
Na de bedijking van de Oude Oostmoer bleven nog gorzen over die grensden aan gorzen eigendom van de Regulieren van Rugge. Bij de bedijking werd al in enkele artikelen in de dijkbrief voor uitgelopen op een bedijking van de gorzen, alleen of met die van de Regulieren van Rugge. Wanneer de bedijking precies plaatsvond is niet geheel duidelijk, de datum moet ergens tussen 1501 en 1504 liggen. *  De polder werd door de Scheidweg in twee delen gesplitst. Het noordelijke deel, de Nieuwe Oostmoer onder Sommelsdijk. *  De polder had een oppervlakte van 170 gemeten en 274 roeden. In 1826 werd het hele gebied bij de gemeente Middelharnis ingelijfd.
Inventaris
1. Stukken van algemene aard
1.2. Notulen
2. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
2.1. Bestuursinrichting
2.1.3. 3. Bijzonder reglement
2.2. Bestuur
2.6. Financiƫn
2.6.2. Omslag en gadering van dijk- en polderlasten
2.6.2.1. Van de polder
2.6.2.1.1. Gaarderboek
2.6.2.1.2. Kohier
2.6.3. Eigendommen/beleggingen
2.6.3.1. Verpachting, aan- en verkoop
2.6.5. Rekening
2.6.6. Bijlagen tot de rekening
2.7. Uitvoering van de taak
2.7.1. Toezicht
2.7.1.1. Keur
2.7.1.2. Schouw
2.7.2. Beheer en onderhoud van waterstaatswerken in eigen beheer
2.7.2.1. Algemeen
2.7.2.1.3. De polder de Oude Plaat
2.7.2.2. Dijken, kaden en wegen
2.7.2.2.1. Algemeen
2.7.2.4. Sluizen
2.7.2.4.1. De polder het Oudeland
2.7.2.4.2. De polder de Oude Plaat
2.7.2.5. Duikers, heulen en dammen
2.7.2.5.2. De polder de Oude Plaat
2.8. Samenwerking met andere waterschappen en instellingen
2.8.2. Waterlozing
2.8.2.1. Op de haven van Dirksland
2.8.2.2. Op de haven van Oude-Tonge, door de polder het Oudeland van Oude-Tonge
2.8.2.3. Op de haven van Stad aan 't Haringvliet door de polder van de Oude Stad
2.8.2.4. Op de haven van Sommelsdijk
2.8.5. Onderhoud sluis en heul

Kenmerken

Soort toegang:
Inventaris
Status Inventarisatie:
Definitieve inventaris ontsloten
Inventarisatiedatum:
1998